Onderhoud en veroudering

Nieuwe, infrastructurele assets zijn steeds complexer, terwijl de afhankelijkheid toeneemt. Nieuwe assets zijn niet zo robuust en over-gedimensioneerd als in de jaren ‘60 van de vorige eeuw. Een belangrijk aspect bij verouderende assets is de stijging van de onderhoudskosten. Wanneer onderhoud wordt gezien als een noodzakelijk kwaad, zullen bestaande assets uitgeput raken door onderhoudskosten uit te stellen of te verlagen of gebrekkig onderhoud toe te passen. Uitputting leidt uiteindelijk tot een verkorting van de levensduur van de apparatuur en een toename van ongewenste onderbrekingen.

Voor de meeste organisaties is er geen directe relatie tussen de onderhoudsbudgetten en de staat of prestatie van de assets. Prestaties van bedrijfsmiddelen kunnen worden gezien als efficiëntie bij het uitvoeren van een bepaalde taak maar ook effectiviteit van de gehele organisatie. Daarom kunnen verlaging van onderhoudsbudgetten prestaties op de lange termijn beïnvloeden.Het is daarom belangrijk dat de verschillende onderhoudsactiviteiten tijdens elke fase van de levenscyclus en hun mogelijke bijdrage aan de prestaties goed zijn geïdentificeerd. Effectief kan op verschillende manieren worden gedefinieerd; behoud of vergroten van omzet en klanttevredenheid of verlaging van kapitaal-, bedrijfskosten.

Assets als organismen

In de natuur zijn organismes uitgerust met een aantal mogelijkheden om te regenereren of te herstellen na schade. Wanneer een organisme schade heeft, zal het bepaalde activiteiten stoppen om te genezen. Dit natuurlijke mechanisme balanceert tussen korte termijn (stoppen met eten) en lange termijn belangen (leven). Dat evenwicht is afgeleid van een evolutionaire logica. Door de mens gemaakte organismen of structuren, hoewel ze steeds complexer en intelligenter, is er nog steeds geen evolutionaire logica of ingebouwde reparatie processen om op te vertrouwen.

Deze door de mens gemaakte fysieke assets bestaan uit apparatuur, infrastructuur of andere assets. Mensen, verantwoordelijk voor het bouwen, bedienen en onderhouden van deze assets, nemen daarom beslissingen in het belang van de korte en lange termijn. Deze dichotome beslissingen zijn gebaseerd op beperkte inzichten, vuistregels en traditionele praktijken van betrokkenen. Voor betrokkenen is het vaak moeilijk om de gevolgen van beslissingen en acties te begrijpen. Onderzoek wijst uit dat er vaak onterecht voor de korte termijn wordt gekozen omdat de toekomst onduidelijk of dubbelzinnig is.

Kritische kapitaalintensieve infrastructurele assets zijn, naar analogie van de bovengenoemde tweedeling, in zekere zin de bloedsomloop en het zenuwstelsel van onze samenleving en zijn ook onderhavig aan deze ambigue beslissingen. Hoewel bestaande infrastructurele assets zijn ontworpen voor een levensduur van 50 tot 100 jaar, kan het kortetermijnbelang leiden tot beslissingen en afwegingen die uiteindelijk grote gevolgen hebben voor de resterende levensduur.

Het organisatie perspectief

In de Nederlandse literatuur is pas vanaf de jaren ‘70 aandacht voor de wijze waarop onderhoud wordt uitgevoerd in bedrijven. In die periode ligt het accent op het verzelfstandigen van de onderhoudsfunctie in een afdeling, de technische dienst. Voor die tijd is onderhoud niets anders dan smeren en schoonmaken van machines door machinebedieners. Met het onderbrengen van de onderhoudsfunctie in een eigen afdeling ontstaat ook in de literatuur aandacht voor de manager die aanspreekbaar is voor de organisatie van het onderhoud.

Veel literatuur uit die tijd is gericht op het goed functioneren van deze afdeling waarbij methoden gericht op het verbeteren van de efficiency de belangrijkste rol spelen. Vanaf die tijd kennen onderhoudsafdelingen (vooral bij grote bedrijven) omschreven verantwoordelijkheden, bevoegdheden en structuren. Ook wordt in literatuur uit die tijd ingegaan op planning van de uitvoering, kostenberekening van werkzaamheden, standaardtijden, voorraadsystemen, waarbij efficiencyverhoging de belangrijkste drijfveer is.

Met de instelling van een afdeling kan het ‘onderhoudsprobleem’ als afgedaan worden beschouwd. Daarmee is de onderhoudsfunctie binnen veel bedrijven in een geïsoleerde positie gekomen. Goed onderhoud is afhankelijk geworden van de wijze waarop vooral Operations Researchtechnieken (Scientific Management) worden toegepast en veel minder van de integratie met andere organisatiefuncties (Operations Management). Deze onnatuurlijk splitsing is in veel bedrijven nog terug te vinden.

Na de jaren ‘70 wordt de behoefte aan beter management steeds groter. Onderhoud wordt echter nog steeds gezien als een kostenpost, waarbij de hoogte van de kosten nauwelijks zijn te beinvloeden of bij de betrokken bekend is. Na de jaren ’70 is er ook bij onderhoud een nadruk te bemerken naar tijdcalculatie en kwantitatieve methoden. Ontwikkelingen op het gebied van normstelling vinden een steeds breder toepassingsgebied. De voordelen blijven niet uit, onderzoeken waarbij een stijging in arbeidsproductiviteit tot 80% worden gevonden, zijn geen uitzonderingen. Maar nadelen van deze ontwikkeling zijn er ook. Er ontstaat een toenemende bureaucratisering en arbeidsdeling en daarmee een achteruitgang in de ‘kwaliteit van de arbeid’. Werkzaamheden worden opgesplitst in goedkope routinearbeid en in specialistische hoogwaardige taken. Het minder gekwalificeerde werk neemt snel toe en de traditionele scheiding tussen uitvoering en beheersing verdwijnen.

In de tweede helft van de jaren 80 wordt de belangstelling voor management en besturing steeds specifieker. Men gaat in op de rol van de directie of de invloed van informatiesystemen of op de relatie met de omgeving. Ook worden nieuwe oplossingen gegeven zoals vormen van matrixorganisatie of nieuwe informatiesystemen.

In het begin van de jaren negentig is ook een ontwikkeling te zien naar integrale concepten voor duurzaam beheer van assets. De relatie tussen het hebben en gebruik en de afdelingen die erbij betrokken zijn, staan centraal. Centraal in de literatuur staat steeds: integratie van alle noodzakelijke inbrengen van verschillende afdelingen.

Zo is er ook aandacht voor onderhoud en beleidsvorming aan de top van de organisatie waardoor de onderhoudstaak van een uitsluitend technische functie is geëvolueerd tot een voor de continuïteit van de organisatie medebepalende managementfunctie. Daarnaast is er sprake van decentralisatie van onderhoudstaken. Dit wil zeggen dat er meer beslissingen aan de basis van de organisatie worden genomen. Tegelijkertijd wordt de beslissingsruimte beperkt door meer en duidelijker beleidslijnen. Dit alles doet een beroep op de managerskwaliteiten van de betrokkenen. De oplossingen liggen in de sfeer van taakverruiming, matrixorganisatie en decentrale informatiesystemen. Manieren om de taakverruiming te bereiken zijn de vervanging van gedetailleerde instructies door duidelijke doelstellingen en beleidslijnen, vergroting van verantwoordelijkheden, formeren van effectieve teams.

Overleven door verandering

Voor verandering in processen zijn de volgende stappen noodzakelijk:

  • Gedrag
  • Enactment (reactie met de omgeving
  • Veranderingen in de omgeving

Bij beschrijving van processen moet aandacht worden besteed waar, op welk moment, hoe enactment plaatsvindt. Controle en Hiërarchie lijken in de meeste organisaties equivalent. In innovatieve organisaties is dat niet het geval! Organiseren is het vermijden van dubbelzinnigheden. Dubbelzinnigheden worden vooral gevormd door onduidelijkheden over verantwoordelijkheden, definities, hulpmiddelen, klantwensen. Kwaliteitseisen en doel geïnterpreteerd gedrag zijn strijdig met innovatie

Reificatie: het toedichten van menselijke eigenschappen van systemen. Continue verbeteren, strijdig met proces vastlegging als onderdeel van kwaliteitsborging. Informatievoorziening tactisch, operationeel, strategisch. Welke informatie voor welke functie?

Betrouwbaarheid van processen:

  • Processen moeten zo ontworpen zijn dat de kosten zo laag mogelijk blijven. De ondergrens is de tevredenheid van de klant. 
  • Ontkoppelen van beheersen en controleren (control) van processen. Structureel verbeteren van situaties (breaktrough)
  • Selfassesment is selfcontrol
  • Empowerment: het toevertrouwen van macht aan mensen. Medewerkers krijgen verantwoordelijkheden en bevoegdheden m.b.t. resources